| | Aankondiging:Â KENCIJFERS VOOR AANTAL LAADPALEN PER WIJK | |
Onafhankelijk onderzoek biedt gemeenten vuistregel voor beleid laadinfrastructuur elektrisch vervoer
| Gemiddeld één op elke honderd parkeerplaatsen moet een oplaadpunt voor elektrische autoâs hebben. Zo blijkt uit onafhankelijk onderzoek van partners in elektrisch vervoer en parkeren. Zij hebben een vuistregel opgesteld waarmee gemeenten en marktpartijen kunnen bepalen hoeveel laadpalen er in een bepaald gebied nodig zijn. Tot nu misten zij richtlijnen. Uiteindelijk zijn vier typen wijken te onderscheiden. NKL presenteert de kencijfers en het model eind mei 2017.
In Kijkduin in Den Haag komt een nieuwe parkeergarage. Nu is de situatie nog dat de gemeentelijke projectleider elektrisch vervoer, in de persoon van Floris van Elzakker, zijn collegaâs van stedelijke ontwikkeling moet zien mee te krijgen in de noodzaak van het aantal laadpalen in hun plannen. âZij hebben met veel factoren rekening te houden bij het tekenen van een planâ, vertelt Van Elzakker. âDie laadpalen komen later wel, is dan de gedachte. Mijn advies, dat is gebaseerd op een verwachting, hebben ze maar te geloven; het biedt geen zekerheid.â âDeze richtlijn is een houvast voor bijvoorbeeld mijn collegaâs van stedelijke ontwikkeling.â Floris van Elzakker - Gemeente Den Haag Infrastructuur voor elektrisch vervoer en laadpalen is nog niet ingebed in het beleid van gemeenten. Ze handelen vaak reactief: pas wanneer er een aanvraag is, wordt een laadpaal geplaatst; dezelfde procedure als bij een invalidenparkeerplaats. De vraag van bezoekers wordt zo niet gedekt. âDeze ad hoc methode werkte prima, maar niet nu het elektrisch vervoer snel toeneemtâ, stelt Gijs van der Poel, specialist Duurzame Mobiliteit bij Over Morgen, adviesbureau voor een âduurzame leefomgevingâ. âDat veroorzaakt stress bij gemeenten en marktpartijen.â âGemeenten plaatsen reactief laadpalen. Prima, maar onvoldoende gezien de snelle toename van elektrisch vervoer.â Gijs van der Poel - Over Morgen
|
Kennis verzamelen en delen | Voor een model voor laadinfrastructuur moeten verschillende domeinen samenkomen, zoals duurzaamheid, ruimtelijke ordening, verkeer en parkeerbeleid. Een vuistregel helpt dan om laadinfrastructuur te realiseren. Ofwel âkencijfersâ: over de verwachte behoefte aan laadpalen per gebied. Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur (NKL) bracht overheid, marktpartijen, onderzoekers en adviseurs bij elkaar voor data-analyse. âAlle spelers in de markt van elektrisch vervoer hebben er baat bij dat die kennis wordt verzameld en met gemeenten gedeeldâ, licht programmacoördinator Roland Ferwerda toe. âZe biedt hen een vuistregel waarmee ze per wijk kunnen vaststellen wat de ontwikkeling zal zijn, en dus hoeveel laadpalen er nodig zullen zijn.â âWe hebben een model dat gemeenten een vuistregel biedt voor het aantal laadpalen per wijk.â Roland Ferwerda â NKL
|
Laadgegevens uit stad en land | Voor het onderzoek zijn gegevens gebruikt van laaddata van de laadpalen in Den Haag, Amsterdam en Gelderland. Den Haag is interessant omdat deze gemeente niet alleen op aanvragen voor laadpalen wacht maar ze ook zelf proactief plaatst. Voor een vergelijking zijn de cijfers toegevoegd van palen in Amsterdam, de Europese hoofdstad op elektrisch vervoer. Voor een beeld uit niet-stedelijk gebied zijn ook de gegevens van 200 laadpalen in Gelderland bekeken. âOnze gegevens uit de laadpalen worden vaak gebruikt in onderzoekenâ, zegt Jeffrey Kluitenberg van ENGIE. âWe hebben gegevens over het aantal gebruikers, de hoeveelheid afgenomen kilowattuur, het aantal laadpalen, het aantal transacties en de momenten van aansluiting.â Met de analyse kan ENGIE gemeenten weer gerichter en beter onderbouwd adviseren. |
Betrouwbaar model met consistent beeld | Het data-onderzoek werd gedaan door Nanda Piersma, onderzoeker Toegepaste Wiskunde aan de Hogeschool van Amsterdam. âZulke datasets zijn mij bekend: voor gemeenten presenteren we elke maand analyses.â Samen met een aantal studentassistenten wiskunde herleidde Piersma de ruwe cijfers naar typen gebruikers; bewoners, bezoekers of werknemers. En voor de bruikbaarheid van de analyse voor andere gemeenten, hebben ze het laadgedrag in verschillende typen wijken bekeken, zoals vroeg/laat naoorlogs en speculatiebouw/herenhuizen. Hieruit bleek dat met slechts vier wijktypes rekening gehouden hoeft te worden. Zo hoeven gemeenten hun wijk alleen maar langs de voorbeeldwijken te leggen om te kunnen zien hoeveel laadpunten ze moeten inplannen. âInzicht in het gebruik van laadpalen is nodig voor een boost voor elektrisch vervoer.â Robert van den Hoed - Hogeschool van Amsterdam
Het onderzoek kan volgens Robert van den Hoed, lector aan de HvA, het elektrisch vervoer een boost geven. âHet draagt bij aan een business case voor commerciële exploitatie van de laadinfrastructuur als laadpalen optimaal worden gebruikt. Je wilt voorkomen dat laadpalen te weinig worden gebruikt, wat ook frustrerend voor bewoners en gemeenten is, maar óók dat ze teveel bezet zijn voor rijders van elektrische voertuigen.â Met de kentallen uit het onderzoek kan dit voorkomen worden. Er zijn al apps die beschikbaarheid van laadpalen aangeven: waar staan ze en worden ze gebruikt? In de toekomst zou je mogelijk een laadplek kunnen reserveren. âOpvallend is de grote gelijkenis van laadgegevens uit Den Haag, Amsterdam en Gelderland.â Nanda Piersma - Hogeschool van Amsterdam De uitkomsten verrasten Piersma: âWat opviel was de grote gelijkenis van de gegevens; of ze nu uit Den Haag, Amsterdam of Gelderland kwamen. Hierdoor kwam ik op slechts vier typen wijken uit. Dit consistente beeld geeft vertrouwen in ons model en vergroot de bruikbaarheid.â |
Van ruwe data naar reële mensen | Het model dient echter wel vertaald te worden naar de praktijk, met reële mensen en reëel laadgedrag, om tot een evenwichtig aantal laadpalen te komen per wijk. Daarbij hielp adviesbureau Goudappel Coffeng. âBijna niets is zo storend als dat iemand met een niet-elektrische auto op zoek naar een parkeerplek langs allemaal lege plaatsen voor elektrische rijders komtâ, verduidelijkt adviseur Aukje van de Reijt. Aan het laadgedrag werden typen gebruikers verbonden: een bewoner parkeert zijn auto âs avonds en sluit hem op een laadpaal aan tot de volgende ochtend, terwijl een werknemer juist âs ochtends de auto aansluit en aan het eind van de werkdag weer vertrekt. En een bezoeker sluit elk willekeurig moment van de dag een aantal uur aan en vertrekt weer. âGemeenten kunnen elektrische laadinfrastructuur voorbereiden door alvast mantelbuizen en infrastructuur te leggen." Aukje van de Reijt - Goudappel Coffeng Het onderzoek biedt Van de Reijt een aantal eyeopeners. âOf elektrisch vervoer een vlucht zal nemen of zich geleidelijk zal ontwikkelen, dat weet je niet. Wél kunnen gemeenten zich voorbereiden: pas daarom bij herinrichting van straten of nieuwbouw van parkeergarages nu alvast de infrastructuur aan door bijvoorbeeld het plaatsen van mantelbuizen als het asfalt toch opengaat. Dat is goedkoper. En je hoeft het niet hals over kop alsnog te doen als het écht nodig is.â |
Bewoners grootste doelgroep | Uit de cijfers volgt dat nu gemiddeld voor één procent van alle parkeerplaatsen een laadpunt nodig is. Dat punt wordt door meerdere autoâs gebruikt. Ook blijkt dat bewoners in meer dan tachtig procent van de situaties de belangrijkste doelgroep vormen. Het is nu de kunst om locaties voor laadpunten te vinden waar bewoners, bezoekers én werknemers terecht kunnen: vertrekt een bewoner âs ochtends, dan kan een werknemer daarna de paal gebruiken. âDankzij de data-analyse kunnen we via een dekkend netwerk vraag en aanbod op elkaar aansluiten.â Jeffrey Kluitenberg - ENGIE Naast een richtlijn voor laadinfrastructuur biedt het model ook een basis voor gemeenten en marktpartijen voor beleid om de laadpunten zo efficiënt mogelijk te gebruiken en om elektrisch vervoer te stimuleren. ENGIE kan bijvoorbeeld nu de financieel meest gunstige exploitatie berekenen. âLaadpalen kennen een lange afschrijvingstermijn. We willen een dekkend openbaar laadnetwerk zodat de e-rijder altijd kan laden, maar rekening wordt gehouden met de parkeerdruk en de openbare ruimteâ, zegt Kluitenberg. âWe zullen vraag en aanbod optimaal op elkaar aansluiten. We willen kijken of je mensen kunt stimuleren ergens anders te parkeren wanneer hun auto is volgeladen, zodat iemand anders erbij kan. Zo kun je korting geven bij verplaatsing van de auto, of extra kosten rekenen voor teveel uren aan aansluiting.â |
Richtlijn voor gemeentelijk parkeerbeleid | CROW (kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) gaat het model met de kencijfers verwerken in de parkeerkencijfers. De meeste gemeenten gebruiken die als basis voor parkeernormering. Projectleider Hillie Talens: âDe uitkomsten bevestigen een onderbuikgevoel dat we hadden. Nu kunnen gemeenten bepalen hoeveel laadpunten ze in een gebied moeten hebben.â En gemeenten kunnen beleid opstellen voor het aantal plekken om daarmee het elektrisch rijden te stimuleren. Naast NKL, dat de cijfers open source zal delen, plaatst ook CROW ze op haar site en neemt het ze op in de kennismodule parkeren. âMet de kencijfers kunnen gemeenten beleid maken om elektrisch vervoer te stimuleren.â Hillie Talens - CROW Van Elzakker heeft nu bij zijn collegaâs bij de gemeente Den Haag een âstok achter de deurâ. âHet is nu een richtlijn. Op hun beurt hebben mijn collegaâs bij parkeren en stedelijke ontwikkeling nu meer zekerheid dan ze bij alleen mijn advies hadden.â |
Verfijning van model | Uit elk antwoord volgt een nieuwe vraag. Voor de toekomst zullen de cijfers ge-updatet worden, parameters toegevoegd (is er bijvoorbeeld een ander parkeerbeleid?), uitgangssituatie aangepast (zoals een toename van het aantal deelautoâs) en het model met wijktypen verfijnd. âMaar denk ook aan een agent based simulatiemodelâ, voorspelt Ferwerda van NKL. âJe bepaalt een aantal parameters en kunt zo interactief voorspellingen doen over de ontwikkeling van de laadinfrastructuur in jouw gemeente of wijk. NKL werkt samen met Auke Hoekstra van de TU Eindhoven op dit moment aan zoân model, op basis van de kencijfers. We gaan de breedte en de diepte in. Het model zal steeds volwassener worden.â
|
Projectteam Kencijfers Laadinfrastructuur | |
|