Lieve Lezer, Een paar weken geleden woonde ik een leesgroep bij. We bespraken een hoofdstuk uit het boek The Practice of Everyday Life van De Certeau. Het is alweer enige tijd geleden dat ik in de collegebanken zat, dus het was even doorzetten om er weer in te komen. Hoewel ik het niet de meest toegankelijke tekst vond, sprak een paragraaf mij erg aan. De Certeau schrijft over het wandelen door een stad waar hij herinneringen beschrijft als een soort antimuseum. Niet lokaliseerbaar, zoals bij een museum waar museumstukken op één plek worden verzameld, maar de herinneringen zijn fragmenten die zich tonen als legendes. Verspreid over de stad. Het gebeurt bijvoorbeeld wanneer je op een plek komt waaraan je herinneringen hebt gekoppeld. ‘Hier zat vroeger een bakkerij’ of ‘Daar woonde vroeger...’. Die zichtbare plekken hebben een soort onzichtbare identiteit. Als een herinnerde werkelijkheid die onder de zichtbare ervaring van die plekken ligt. Sinds het lezen van De Certeaus hoofdstuk ben ik mij steeds meer bewust van mijn persoonlijk gelaagde stad waar ik doorheen wandel. Dan loop ik door een straat en denk ik bijvoorbeeld aan toen ik haar voor het eerst bewandelde. Per herinnering voeg ik zo een nieuwe laag aan mijn stad toe. ‘Hier zat vroeger die kroeg waar ik op een date ben geweest’, ‘In dit huis werden altijd de leukste huisfeestjes gegeven’, ‘Op dit bankje aten mijn moeder en ik een ijsje.’ Waar je eerst nog ik in het heden liep, loop je dan ineens in de straat uit je herinnering. Liefs, Vivian Mac Gillavry Redacteur |