Het leven van de Amerikaanse fotograaf Vivian Maier (1926 – 2009) lijkt te worden getheoretiseerd volgens de wetten van het binair fatalisme, een mensbeeld dat volgens de Amerikaanse feministische schrijver Jia Tolentino in haar essaybundel Trick Mirror (2019) voor veel, al dan niet fictieve, vrouwen het leven tekende. Het is de kop-of-munt-kwestie die geen ruimte laat voor de mogelijkheden tussen succes of mislukking, of liever: buiten succes of mislukking, en die bovendien het vrouwelijk leven als een nogal noodlottige aangelegenheid bestempelt. Maar is een kunstenaarschap niet veel meer fluïde dan dat? Waarom kunnen we niet accepteren dat Maier misschien wel precies het leven leidde dat ze wilde, vrijelijk in anonimiteit, ongehinderd door de gejaagdheid van het professioneel kunstenaarsbestaan, buiten de gekapitaliseerde kunstwereld? Om met terugwerkende kracht iemand een dichtgetimmerd narratief toe te kennen, is op zijn minst makkelijk, en misschien ook moreel een beetje dubieus. Natuurlijk dient het leven van de kunstenaar als context of verdieping bij het werk, zo zijn beide onlosmakelijk verbonden, maar wat als dat narratief getuigt van een patriarchaal, ondermijnend perspectief? Het kunstenaarsverhaal overschaduwt zo de kunst zelf. Dat doet ongetwijfeld de waarde stijgen, maar komt ten nadele van de oprechtheid van het werk. Pas na je dood ‘ontdekt’ worden lijkt, in het geval van Maier, dan wel de meest rechtlijnige weg naar een succesvol kunstenaarschap, veel agency houd je er niet aan over. De werkelijkheid in levenden lijve aankijken is gelukkig weerbarstiger, dubbelzinniger, waziger. Bovenstaande is een gedeelte uit het essay ‘Vrouwen die in spiegels kijken’ van Julia de Dreu, over de (zelf)reflecties van kunstenaars Vivian Maier, Francesca Woodman en Chantal Akerman. Het hele essay lees je in de eerste papieren editie van Hard//hoofd, te bestellen (met zelfgekozen cover) tot en met 21 maart! |