Lieve lezers,
‘Denk jij écht dat er een vaccin komt?’
Deze vraag stelt een van mijn nieuwe huisgenoten aan mij. We zitten in de gedeelde woonkamer van mijn nieuwe woonplek. Via via kennen we iemand die positief getest is, maar verder is (nog) niemand ziek. We maken dansjes in ons hoofd binnen onze sociale netwerken: wie heeft wie nog gezien? Wie heeft wie nog aangeraakt? En wat moeten we nu als huisgenoten met elkaar?
Zijn vraag komt een beetje als een klap in mijn gezicht. We kennen elkaar pas een week, dus ik weet niet goed hoe hij over de coronacrisis denkt, of hij voorzichtig is, of dat hij juist het kamp van de influencers steunt. Hij lijkt me in ieder geval een man wiens bronnen veel verder reiken dan Famke Louise, dus ik neem zijn vraag serieus. Denk ik echt dat er een vaccin komt? Ik merk nu pas dat ik onbewust al maanden vol verwachting denk aan dat vaccin, en de vraag van mijn huisgenoot zet mijn standvastige hoop op losse schroeven. Is het ook een optie dat het vaccin er nooit komt dan? Is mijn hoop soms ijdel? Misschien is dit verlangen naar vroegere, onbezorgdere tijden ingegeven door de heimwee waar ik tijdens de Hard//hoofd-Heimweek zoveel over las, de heimwee op basis waarvan influencers hun kop in het complotzand steken, een nostalgie die ik radicaal de deur moet wijzen. Wil ik zo graag een stip op de horizon dat ik hem zelf maar gewoon zet, terwijl ik zelf niks van doen heb met zo’n vaccin; nooit een voet over de drempel van een lab zet?
De Spaanse Griep hield op een gegeven moment ook gewoon op, zonder vaccin. Ik móet denken dat er iets komt wat ervoor gaat zorgen dat die zelfgemaakte stip op mijn horizon realiteit wordt. Die stip nu eigenhandig uitgummen omdat iemand een vraag stelt, vertik ik.
‘Ja, dat denk ik echt.’
Een hoopvolle week gewenst,
Eva van den Boogaard Chef Eindredeactie |