Lieve lezer,
Mijn openluchttoneelstuk en ode aan de natuur op Vuurol Festival moest per direct worden verplaatst uit het natuurgebied, omdat de lokale reeënkudde op mijn stuk hei bronstig had gebaltst. En dit bedoel ik niet figuurlijk of in corps-jargon: nee, er waren reekalfjes geboren. Als ik van de BBB was, had ik hierin natuurlijk geen enkel probleem gezien maar een optie voor smakelijke theatercatering. Maar nee: ik schikte me als opgejaagd wild in de wensen van Moeder Natuur. Toegegeven, ik moest mijn gekwetste gevoelens wel even wegslikken – begríjpen die herten dan niet dat ik dit stuk over de vergankelijkheid van het leven ook voor hén maak?! Daarop volgde de gedachte: reekalfjes nog vóór juni – is dat niet erg vroeg, is dat normaal?! Kortom, het zomert. Het is abnormaal warm: beestjes vozen en de vogels zijn aan hun tweede leg. Goed nieuws voor de liefhebbers van festivals (support je uitgeholde cultuursector, ga hossen op die grasmatten) en slecht nieuws voor de liefhebbers van natuurgebied dat volledig verdroogt (support je grasmatten, hol de cultuursector uit).
Wat nou als je liefhebber bent van beide – cultuur en natuur? Dat kan niet: je moet kiezen. Je kunt niet van dieren houden en een festivalterrein optuigen middenin hun habitat. Je kunt niet ‘opkomen voor wat weerloos is’ en soep tegen schilderijen gooien. De Raad van Cultuur bracht deze maand een rapport uit over kunst en klimaat met als conclusie: ‘Duurzame kunst maken betekent: minder kunst maken.’ Oftewel: kunst maken over het klimaat? Je kunt je kostbare tijd beter gebruiken om duurzame energie-expert te worden, of, beter nog: snel en efficiënt dood te gaan. Wat je ook doet, je schiet te kort.
Nu verwacht je, lezer, van mij misschien een oplossing waarmee ik de boel aan elkaar knoop en zowel de kunst als het klimaat ga redden, en kritisch in de spiegel kijk. Dat verwacht ik zelf ook.
Ik stak de stationsbrug over bij Utrecht C.S. tussen de kantoren en zag mezelf honderden keren weerspiegeld in de ramen van het Rabobankgebouw.
Daar liep ik dan: op mijn afgetrapte gympjes, op weg om in een bos mijn toneelstuk te maken over twee woudwezens en vergankelijkheid, terwijl daar iemand op de bovenste verdieping van de Rabobank, in de tijd dat ik hier loop, met één druk op de knop een megastal heeft gefinancierd of een boorproject heeft laten doorgaan. Ik ben toch veel te klein, te kwetsbaar, en te traag tegen zo’n tegenstander.
‘Daarom win je toch?’ zei een vriend later tegen me. ‘Juist omdát kunst traag en kwetsbaar is, is het een aanval op alles wat dat niet is. Een verzet.’
En hij heeft gelijk.
Wees het kwetsbare verzet. Wees het reekalfje dat een theaterfestival verplaatst.
Stay hydrated,
Marthe van Bronkhorst
columnist