| HOOGENRAAD & HAAK APRIL 2025 Daar zijn we weer met een nieuwe editie van ons NIEUWS! Elk kwartaal praten we je bij over opvallende ontwikkelingen binnen onze specialisaties: intellectuele eigendom, reclame en food law. Deze keer lees je onder meer over hoe de ACM en duurzaamheidsclaims in de voedingssector, de juridische houdbaarheid van de bier-slogan “INTENSE BY NATURE”, de laatste stand van zaken rond single-use plastics, de herkomstbescherming van “Porto/Port”, het inzetten van artsen en witte jassen in reclame-uitingen, en het begrip ‘gemiddelde consument’. Hartelijke groet namens het hele team van Hoogenraad & Haak, Daniël Haije | | | | | | Met trots feliciteren wij onze collega Myrna Teeuw, die op 26 februari 2025 officieel is beëdigd als advocaat in de rechtbank Amsterdam. Na meerdere jaren als juridisch adviseur bij Hoogenraad & Haak heeft Myrna deze mooie volgende stap in haar loopbaan gezet. De balie is een bescheiden, scherpzinnige en doortastende advocaat rijker. | | | | Belangrijk nieuws: de Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft aangekondigd dat zij in 2025 haar focus legt op handhaving van duurzaamheidsclaims in de levensmiddelensector. NVWA of ACM? Lange tijd was het onduidelijk wie toezicht houdt op duurzaamheidsclaims bij levensmiddelen: de ACM of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De knoop is nu doorgehakt: beide instanties zijn bevoegd, maar de ACM neemt het voortouw bij mogelijk misleidende duurzaamheidsclaims in de food branche. Wel zal de ACM vooraf overleggen met de NVWA. Wat betekent dit voor levensmiddelenbedrijven? Al sinds 2020 controleert de ACM actief duurzaamheidsclaims, vooral in de kleding- en energiesector. Vanaf 2025 verschuift die focus naar de levensmiddelensector. In 2021 leidden sectorbrieven in de energie- en kledingbranche tot toezeggingen: de door de ACM gecontroleerde bedrijven beloofden hun duurzaamheidsclaims aan te passen of te schrappen om boetes en rechtszaken te voorkomen. Als compensatie voor misleidende claims doneerden bedrijven als H&M en Greenchoice flinke bedragen (soms EUR 450.000 of meer) aan duurzame doelen. Maar de destijds aangekondigde handhaving van duurzaamheidclaims in de zuivelsector kwam stil te liggen wegens onduidelijkheid over wie de bevoegde instantie is bij levensmiddelen. Dat is nu helder: de ACM gaat nu ook op dat gebied handhaven. Inmiddels hanteert de ACM een ‘lik-op-stuk’-beleid. Hoewel de ACM doorgaans niet direct boetes oplegt, gaat zij na een waarschuwingsbrief wel in gesprek met het betrokken bedrijf. Vaak worden claims dan vrijwillig aangepast of verwijderd van websites, verpakkingen of bestelbussen.. De ACM publiceert steevast een nieuwsbericht over zo’n ‘vrijwillige’ aanpassing van de claims, met alle (negatieve) publiciteit van dien. Goed te weten dat duurzaamheidsclaims in de food sector dus nu onder het vergrootglas komen te liggen. Nu de ACM haar toezicht intensiveert, is het extra zinvol dat bedrijven hun duurzaamheidsclaims kritisch bekijken. Het blijft zeker mogelijk om duurzaamheidsclaims te maken. Verwijder ze dus niet rigoureus – dat is niet nodig en vaak ook zonde. Wat kan je wel doen? Lees de Leidraad Duurzaamheidsclaims van de ACM en pas de vijf vuistregels toe. Blijf genuanceerd over duurzaamheidsresultaten. Communiceer eerlijk en in begrijpelijke taal. Verplaatst je in de gemiddelde consument. Zorg dat je duurzaamheidsclaims kloppen, specifiek zijn en goed onderbouwd. Zo wordt duurzaamheidscommunicatie een geloofwaardig en verantwoord onderdeel van je bedrijfsvoering. Ebba Hoogenraad | | | | In het merkenrecht geldt dat beschrijvende aanduidingen niet als merk mogen worden gemonopoliseerd. Zulke aanduidingen moeten beschikbaar blijven voor iedereen. Zo kan het woord “apple” geen merk voor appels zijn. Ook de poging van Gillette om “The best a man can get” als merk te registreren werd door het European Union Intellectual Property Office afgewezen. Die zin prijst namelijk de kwaliteit van de producten aan en wordt door het publiek niet als merk, maar als aanprijzing opgevat. In 2020 probeerde Swinkels Family Brewers de pay-off “INTENSE BY NATURE” voor bier te registreren als Beneluxmerk. Het Benelux-bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP) weigerde de aanvraag. BOIP oordeelde dat de merkaanvrage een aanprijzende zinsnede uit het normale taalgebruik betreft en dat die beschrijvend kan zijn voor bieren. Swinkels kon zich in deze beslissing niet vinden en stapte naar het Benelux Gerechtshof. Swinkels voerde aan dat INTENSE BY NATURE niet beschrijvend is omdat het ‘van nature intens zijn’ geen typisch kenmerk van bier zou zijn. Daarnaast stelde Swinkels dat voor de beoordeling van slagzinnen als merk geen strengere vereisten gelden en dat de omstandigheid dat de pay-off als verkoopbevorderende formulering wordt opgevat niet per se betekent dat de zin niet als merk wordt gezien.
Het Benelux Gerechtshof dacht daar anders over. Volgens het Hof zal het relevante publiek de slogan opvatten als een beschrijvende en aanprijzende aanduiding van het bier van Swinkels. De toets is niet of de slogan specifiek bier omschrijft. Het beschrijven van een kenmerk van het bier (in dit geval ‘intens’) volstaat om het merk te weigeren. De pay-off van Swinkels werd na een intense juridische strijd dus niet als merk geregistreerd. Dit arrest laat wederom zien dat het niet makkelijk is om pay-offs te beschermen onder het merkenrecht. Deze korte zinnen zijn vaak aanprijzend of geven een korte beschrijving van het product. Wie toch een pay-off als merk wil registreren, doet er verstandig aan formuleringen die vooral wervend of beschrijvend zijn links te laten liggen. Mathijs Peijnenburg | | | | De Voorzitter van de Reclame Code Commissie heeft geoordeeld dat de verpakking van “Zonnatura Teff” misleidend is. Volgens de klager wekt de verpakking de indruk dat het product volledig uit teff bestaat (een graansoort), terwijl uit de ingrediëntenlijst blijkt dat het in werkelijkheid een meergranenontbijt is, met slechts 40% teff, aangevuld met maïsgries, boekweitmeel en rijst. De Voorzitter wijst de klacht toe. Waarom? Uitgangspunt bij levensmiddelen is dat de gemiddelde consument de lijst van ingrediënten leest. Maar een correcte ingrediëntenlijst is niet genoeg als de rest van de verpakking een verkeerde indruk wekt. Dit volgt uit het zogeheten Teekanne-arrest van het Hof van Justitie. De Voorzitter bekijkt de verpakking als geheel. Op de voorkant staat groot “Teff” en “Flocons de Teff”. Daardoor zal de consument aannemen dat het product volledig uit teff(vlokken) bestaat. Op de achterkant wordt deze indruk versterkt: daar staat alleen uitgelegd wat teff is, zonder vermelding van de andere ingrediënten. Ook de afbeelding – een hoopje graankorrels in verschillende kleuren – is volgens de Voorzitter onvoldoende om de gemiddelde consument duidelijk te maken dat het om een mengsel van granen gaat. De Voorzitter motiveert dit niet expliciet, maar vermoedelijk omdat de consument de korrels op de afbeelding niet zal (her)kennen. Conclusie: hoewel de ingrediëntenlijst op zichzelf juist is, corrigeert deze de misleidende indruk van de verpakking onvoldoende. De consument wordt hierdoor op het verkeerde been gezet over de samenstelling van het product. Hoe moet het dan wel? Zonnatura gaat het woord “meergranenontbijt” toevoegen op de voorkant van de verpakking. Zo ziet de consument direct dat het product naast teff nog meer granen bevat. Daarom volgt slechts een aanbeveling ‘voor zover nodig’. Wat leren we hiervan? Zorg ervoor dat de verpakking, in zijn geheel gezien, een eerlijk en helder beeld geeft van het product. Kloppen afbeeldingen en teksten met wat erin zit? Een juiste ingrediëntenlijst is geen vrijbrief. Myrna Teeuw | | | | Het is minder lastig geworden om in Nederland toegang te krijgen tot gegevens waarover een derde partij beschikt. Bijvoorbeeld als er sterke aanwijzingen zijn dat de derde onrechtmatig handelt, zonder dat dit al helemaal aannemelijk wordt gemaakt. In zo’n geval is voor de benadeelde partij essentieel om toegang te krijgen tot relevante gegevens van de partij die (waarschijnlijk) onrechtmatig handelt. Meestal is in grote lijnen wel duidelijk wat er gebeurt. Dan is het niet nodig om extra bewijs te vergaren voor de onderbouwing van een claim. Maar soms zijn de feiten nog niet kraakhelder. Neem bijvoorbeeld een onderneming die inbreukmakende filmbestanden op de server heeft staan, of die heimelijk een bedrijfsgeheim heeft verkregen en is gaan gebruiken. In zulke gevallen wil de rechthebbende weten wat er precies aan de hand is. Voor die situaties biedt het vereenvoudigde bewijsrecht nieuwe mogelijkheden. Het is dan wel geen discovery naar Amerikaans voorbeeld geworden waarin alle relevante informatie moet worden uitgewisseld. Maar het evenwicht is wel flink opgeschoven ten gunste van de partij die belang heeft bij bewijs. Allereerst geeft het nieuwe artikel 194 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een wettelijk recht op informatie, compleet met de mogelijkheid om buiten de rechter om een derde te verzoeken om gegevens te verstrekken of inzage te verlenen als die relevant zijn voor de verzoeker. Inzage is voortaan de regel, tenzij er gewichtige redenen zijn waardoor inzage niet passend is (denk aan persoonlijke, medische of financiële gegevens of vertrouwelijke bedrijfsinformatie). De gevraagde gegevens moeten voldoende worden afgebakend; voor een ‘fishing expedition’ is nog steeds geen plaats. Ook moet de verzoeker voldoende belang hebben bij inzage. De verzoeker hoeft niet meer eerst alle andere wegen te bewandelen om het bewijs rond te krijgen; hij kan meteen inzage vragen. Verder kan de inzagevordering ook worden ingesteld tegen een derde die (toevallig) over de relevante gegevens beschikt maar zelf verder niets te maken heeft met het onderliggende geschil, bijvoorbeeld een afnemer van een vermoede inbreukmaker. Die mogelijkheid was er al, maar daar werd heel terughoudend mee omgegaan. Binnenkort verwachten wij de eerste uitspraken onder het nieuwe bewijsrecht en zal blijken hoe veel lager de drempel voor inzage is geworden. Maarten Haak | | | | Per 1 januari 2026 volgen nieuwe regels over single-use plastics, zo kondigde Staatssecretaris Jansen eind vorig jaar aan. Sindsdien is er veel discussie in Den Haag: is een bijdrage voor wegwerpplastic wenselijk? Zo ja, hoe hoog moet die bijdrage zijn? En komt er een Europees verbod op vochtige doekjes? Sinds 1 juli 2023 betaal je een meerprijs voor single-use plastics bij consumptie onderweg. De meerprijs is verplicht voor bekers en voedselverpakkingen die geheel of gedeeltelijk uit plastic bestaan. Zo is een SUP-heffing verschuldigd voor een verse smoothie in een plastic beker, maar ook voor de koffie to-go die in een kartonnen beker met een dun kunststoflaagje wordt geschonken. De motie om papieren/kartonnen bekers met maximaal 5% plastic uit te zonderen van de SUP-heffing, vindt geen gehoor bij de Staatssecretaris vanwege de Europese reductiedoelen waar Nederland zich aan moet houden. Op grond van de SUP-richtlijn moet het gebruik van plastic wegwerpbekers en -bakjes in 2026 immers met 40% verminderd zijn ten opzichte van 2022. Sinds 1 januari 2024 zijn single-use plastic bekers en bakjes verboden in horecagelegenheden, bedrijfskantines en op sportclubs. Op veel van deze plekken is inmiddels herbruikbaar servies geïntroduceerd. De Kamer wil dat papieren bekers en bakjes met een plastic laagje op deze plekken wél weer mogen, op voorwaarde dat ze worden ingezameld en gerecycled. De Staatssecretaris voelt hier weinig voor, omdat de handhaving van goede recycling te complex zou zijn. En hij vreest dat de reductiedoelstelling hiermee in gevaar komt. Het is de Kamer wel gelukt om een stokje te steken voor het plan om een vaste SUP-heffing van EUR 0,25 per verpakking in te voeren. Het lijkt erop dat de SUP-heffing helemaal van tafel gaat. Of er een verbod op vochtige kunststoffen doekjes komt, is onzeker. De Staatssecretaris wil de make-up-, schoonmaak- en snoetenpoetsdoekjes verbieden vanwege milieuvervuiling en verstopping van het riool. Om het verbod te realiseren zal in Brussel gelobbyd moeten worden om de SUP-richtlijn aan te passen. Of het zover komt is de vraag. De Kamer stemde op 18 maart 2025 tegen het verbod. Handhaving blijft voorlopig uit. De Staatssecretaris heeft toezichthouder Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) eerder opdracht gegeven om tot en met 31 december 2025 geen handhavingsmaatregelen te nemen met betrekking tot de SUP-heffing en het gebruik van papieren bekers en bakjes die maximaal 5% kunststof bevatten bij consumptie ter plaatse. Welke regels vanaf 1 januari 2026 gaan gelden, is op dit moment nog onduidelijk. Lisanne Steenbergen | | | | Mag "port" als aanduiding voor olijfolie worden gebruikt, terwijl die naam beschermd is voor wijn? De belangenbehartiger van de portboeren vond van niet, maar het Gerecht van de Europese Unie dacht daar anders over. Het verschil tussen wijn en olijfolie gaf daarbij de doorslag. Het Instituto dos Vinhos do Douro e do Porto (‘IVDP’) maakte bezwaar tegen de registratie als EU-woordmerk van "Quevedo Port" voor olijfolie (klasse 29) op basis van de Beschermde Oorsprongsbenaming (‘BOB’) "Porto/Port" (voor wijn), stellend dat het gebruik van "port" in het merk zou leiden tot oneigenlijk gebruik van of associatie met de BOB. Het Gerecht oordeelde dat de overeenkomsten tussen de tekens onvoldoende waren om te spreken van (in)direct commercieel gebruik van de BOB "Porto/Port" voor olijfolie. Het verschil in productsoort speelde een cruciale rol: de gemiddelde consument zal geen verband leggen tussen olijfolie en portwijn. Daarnaast kan “port” ook andere betekenissen hebben, wat de associatie met de beschermde wijnnaam verder verzwakt. Hierdoor was geen sprake van misbruik van de BOB of evocatie (associatie met de wijn “port”). Het Gerecht verwierp het beroep van IVDP, en de beslissing van het EUIPO om het merk Quevedo Port toe te laten werd bevestigd. De uitspraak is opvallend. BOB’s worden doorgaans ruim beschermd – zelfs tegen gebruik voor diensten of totaal andere producten. Toch koos het Gerecht hier voor een strikte benadering, met nadruk op de productverschillen, en minder op de mogelijke perceptie van de consument. Juist die perceptie wordt in andere BOB-zaken vaak als doorslaggevend beschouwd. Had het IVDP deze uitkomst kunnen voorkomen? Misschien wel, bijvoorbeeld met een marktonderzoek waaruit blijkt dat consumenten in de praktijk wél een link leggen met portwijn. Luna Snellenberg | | | | Twee merken die gebruik maken van twee verschillende alfabetten en precies hetzelfde betekenen – levert dat verwarringsgevaar op? Eind februari boog het Gerecht van het Hof van Justitie van de Europese Unie zich over de vraag of de gemiddelde consument ‘MAY TEA’ kan verwarren met ‘МАЙСКИЙ ЧАЙ’. Deze twee tekens worden namelijk beide letterlijk vertaald als ‘mei thee’. May OOO diende bij het EUIPO een verzoek tot nietigverklaring van ‘MAY TEA’ in, en stelde dat er sprake is van verwarringsgevaar. In eerste aanleg wees de Kamer van Beroep dit verzoek toe. Schweppes – eigenaar van het merk ‘MAY TEA’ – ging hiertegen in, en het Gerecht gaf haar gelijk. Het Gerecht vindt allereerst dat er op fonetisch en visueel vlak grote verschillen zijn tussen de twee merken, dat mede komt door de verschillen tussen het Russisch en Engels alfabet. Het oudere merk wordt uitgesproken als ‘mai – ski – tchai’, dat nauwelijks overeenstemt met ‘mee – tii’. Visueel gezien zijn alleen de eerste twee letters overeenstemmend. Qua betekenis zijn de twee merken echter identiek aan elkaar. Beide betekenen letterlijk ‘mei thee’, en daarom kan het relevante publiek direct een verband leggen tussen de twee merken, ondanks de verschillen tussen de twee alfabetten. Voor de Letse bevolking, die op zijn minst een basiskennis heeft van zowel de Engelse als de Russische taal, zijn dit namelijk eenvoudige woorden die behoren tot de basiswoordenschat. Daarom vindt er geen vertaalslag plaats en legt de gemiddelde Letse consument een direct verband tussen de twee tekens. In tegenstelling tot de Kamer van Beroep vond het Gerecht dat deze begripsmatige overeenstemming echter géén verwarringsgevaar oplevert. Daarvoor zijn de fonetische en visuele verschillen te groot. Dit is volgens het Gerecht met name beslissend omdat consumenten bij de aankoop van een alledaags levensmiddel vooral letten op het visuele aspect van het merk, en ‘MAY TEA’ wijkt op dat gebied sterk af van ‘МАЙСКИЙ ЧАЙ’. Het Gerecht onderstreept hiermee dat begripsmatige overeenstemming alléén niet volstaat voor verwarringsgevaar wanneer visuele en fonetische verschillen de overhand hebben. John Kid Huong | | | | Op 23 januari 2025 verduidelijkte het Hof van Justitie van de EU hoe essentiële prijsinformatie bij online aanbiedingen moet worden verstrekt. Het Hof staat toe dat bepaalde prijsinformatie alleen in de algemene voorwaarden wordt vermeld. Deze zaak draait om een online tariefcalculator van het Duitse NEW Niederrhein Energie und Wasser, die een aanbod voor een elektriciteitstarief genereert op basis van klantgegevens. Het uiteindelijke tarief blijkt hoger omdat een variabele toeslag van netbeheerders niet wordt vermeld. Het Hof bevestigt dat deze toeslag essentiële prijsinformatie is die consumenten nodig hebben om een geïnformeerde beslissing te nemen. Hoewel alle prijscomponenten moeten worden vermeld, hoeft de consument niet het exacte eindbedrag te kunnen berekenen. Een percentagebereik kan bijvoorbeeld volstaan. Omdat deze percentages dagelijks fluctueren, vindt het Hof het onredelijk om van NEW te eisen deze real-time te vermelden. Volgens het Hof hoeft de prijsinformatie over de variabele toeslag ook niet direct bij het tarief te staan. Het is voldoende dat het aanbod een link bevat naar de algemene voorwaarden met daarin informatie over het percentage van de toeslag, mits de consument deze voorwaarden moet accepteren om op het aanbod in te gaan. Het Hof verwacht hier veel van de gemiddelde consument. Hoeveel mensen lezen daadwerkelijk de algemene voorwaarden vóór ze een online aanbod accepteren? Nationale rechters kunnen hier mogelijk strenger over oordelen, omdat de gemiddelde consument niet per se bedacht hoeft te zijn op bijkomende kosten als deze niet expliciet bij het aanbod zelf worden vermeld. Het blijft daarom aan te raden om (de toepasselijkheid van) variabele kosten direct bij het aanbod te vermelden, met een duidelijke uitleg over de hoogte daarvan via een duidelijke disclaimer of link. Lisa Peek | | | | Het is niet toegestaan om medische hulpmiddelen aan te prijzen met directe of indirecte aanbevelingen van artsen of andere zorgprofessionals. Dit verbod geldt ook voor subtiele verwijzingen, zoals het tonen van iemand in een witte jas. Dat blijkt onder meer uit een recente uitspraak van de Reclame Code Commissie (RCC) over een televisiereclame voor Elmex Sensitive Professional tandpasta. In de commercial is een vrouw te zien in een witte jas, terwijl de voice-over zegt: “Pak de gevoeligheid direct en langdurig aan met Elmex Sensitive Professional”, en: “Raadpleeg uw tandarts of mondhygiënist.” Volgens de adverteerder betrof het geen arts, maar een laborante van Elmex. Toch kwalificeert de RCC de reclame als een indirecte aanbeveling van een tandarts. De reden? De combinatie van het beeld (de witte jas) en de tekst “raadpleeg uw tandarts” wekt bij de kijker de indruk dat een tandarts dit product aanraadt. Zelf vind ik de tekst “raadpleeg uw tandarts of mondhygiënist” op zichzelf geen aanbeveling van een specifieke zorgprofessional. Het is eerder een neutrale oproep om onafhankelijk advies in te winnen. Maar de RCC oordeelt dat de combinatie van beeld en tekst té ver gaat. Een witte jas roept al snel de associatie op met een arts of tandarts. In combinatie met de oproep tot raadpleging van een tandarts kan dit voor de consument overkomen als een (indirecte) aanbeveling door een zorgverlener om juist dit merk te gebruiken. Praktische tip: denk goed na over het gebruik van beeld en tekst wanneer je een witte jas inzet in reclame voor medische hulpmiddelen, geneesmiddelen of gezondheidsproducten. Zorg dat voor de consument duidelijk is wie er in beeld is en in welke rol. Zo had de uitkomst wellicht anders kunnen zijn als op de jas pontificaal het merk Elmex zichtbaar was geweest. Dan zou het voor de kijker duidelijker zijn dat het om een laborante van het merk ging – en niet om een tandarts. Uit eerdere uitspraken blijkt dat humoristische reclames met zorgprofessionals soms wél zijn toegestaan. Denk aan een arts in een knalgele jas of in een setting die overduidelijk niet serieus bedoeld is. De toon en context kunnen dus het verschil maken Evelien Huberts | | | | Op 14 november 2024 sprak het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) zich uit in een belangrijke zaak over consumentenbescherming: de zaak Compass Banca. Centraal stond het kernbegrip van de “gemiddelde consument”. Aanleiding was een Italiaanse zaak over commerciële praktijken van Compass Banca, waarbij persoonlijke leningen gebundeld werden met verzekeringen. De vraag was of consumenten hierdoor misleid konden worden. De hoogste Italiaanse bestuursrechter, de Consiglio di Stato, legde prejudiciële vragen voor aan het HvJEU. De belangrijkste vraag: moet bij het beoordelen van misleiding ook rekening worden gehouden met inzichten uit de gedragseconomie? Denk aan cognitieve vertekeningen zoals het ‘framing effect’ – een bekende psychologische invloed op beslissingen van consumenten. Hoewel het arrest geen revolutie betekent binnen het Europese consumentenrecht, zet het wél de deur open voor scherpere toetsing van marketingstrategieën die inspelen op gedragsbeïnvloeding. Wat is een ‘gemiddelde consument’? Het Hof bevestigt in de kern het klassieke uitgangspunt: de gemiddelde consument is een fictieve, rationele figuur – een homo economicus – die “gemiddeld geïnformeerd, omzichtig en oplettend” is. Deze juridische fictie blijft dus het ijkpunt voor de beoordeling van handelspraktijken binnen de EU. Tegelijkertijd erkent het Hof dat consumentenkeuzes in de praktijk worden beïnvloed door context en cognitieve vertekeningen. Hoewel deze gedragsfactoren de juridische definitie niet veranderen, moeten nationale rechters er wél rekening mee houden bij de beoordeling van de vermoedelijke verwachtingen van de gemiddelde consument. Belangrijk is dat niet elke beïnvloeding of vertekening automatisch leidt tot misleiding. Rechters moeten per geval nagaan of een handelspraktijk de keuzes van een “gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende” consument daadwerkelijk kan verstoren. Kortom: de gemiddelde consument blijft een rationele figuur, maar nationale rechters moeten aangetoonde cognitieve vertekeningen meewegen in hun beoordeling. Wat betekent dit arrest in de praktijk? Hoewel het arrest geen fundamentele koerswijziging is, geeft het nationale rechters meer ruimte, én meer verantwoordelijkheid. Zij moeten bij hun beoordeling van handelspraktijken het evenwicht zoeken tussen de juridische fictie van de rationele consument en de realiteit van beïnvloedbaar psychologisch gedrag. Voor bedrijven betekent dit dat transparantie belangrijker wordt dan ooit. Wie inspeelt op cognitieve vertekeningen – al is het subtiel – loopt het risico dat zijn praktijk als misleidend wordt aangemerkt, zeker als blijkt dat het gedrag van consumenten hierdoor wezenlijk wordt beïnvloed. Voor toezichthouders, zelfregulerende instanties en rechters biedt dit arrest ruimte voor een genuanceerdere toepassing van consumentenbeschermingsregels, die beter aansluit bij de complexiteit van moderne marketingtechnieken. Meer dan een bevestiging Deze uitspraak bevestigt niet alleen dat de “gemiddelde consument” slim en logisch nadenkt, maar erkent ook dat mensen in het echt soms anders reageren dan je zou verwachten. De grote vraag is nu: is deze balans tussen theorie en realiteit goed genoeg om consumenten te beschermen tegen geraffineerde reclame die steeds moeilijker te doorzien is? Daniël Haije | | Hoogenraad & Haak is een onafhankelijk boutique advocatenkantoor in Amsterdam, gespecialiseerd in het intellectuele-eigendomsrecht, reclamerecht en levensmiddelenrecht. Wij doen waar we van houden. Al onze partners zijn aanbevolen door zowel Chambers als Legal 500. Wij adviseren en procederen in complexe geschillen, vaak ook met een grensoverschrijdend aspect. We denken met bezieling mee, en leveren goed doordachte en strategische adviezen die in de praktijk ook uitvoerbaar zijn. En als het even kan, komen we in een vroeg stadium met een creatieve oplossing (hoe kan het wél?). Ben je benieuwd naar hoe we dat doen of naar onze mensen? | | Elk kwartaal sturen wij ons NIEUWS over ontwikkelingen binnen onze aandachtsgebieden. Het is geen advies. Als je vragen hebt over een specifiek onderwerp, bel of mail ons dan even. En stuur ons NIEUWS vooral door aan andere geïnteresseerden (inschrijven kan trouwens hier). Persoonsgegevens worden alleen gebruikt voor verzending van ons NIEUWS. Er is ook een Engelse versie. Eindredactie: Daniël Haije
Hoogenraad & Haak Cruquiusweg 109-B 1019 AG Amsterdam e info@hoogenhaak.nl t 020 – 305 3060 www.hoogenhaak.nl kvk 34314579 |
|
|
---|
|
|