Met (grond)water sturen op stikstof Het infiltreren van water in veen wordt vooral gezien als maatregel om bodemdaling te kunnen remmen en broeikasgassen te reduceren. Het sturen van (grond)water is echter een middel die een bijdrage kan leveren aan veel meer doelen. Eén van die doelen is het sturen op stikstof. Voor de groei van gras en de opbouw van eiwit is stikstof een onmisbaar element. Meer stikstof aan de inputkant dan nodig maakt de kans op stikstofverliezen, o.a. in de vorm van ammoniak, echter groter. Melkveebedrijven op veen staan er om bekend een hogere ammoniakemissie te hebben per geproduceerde kilogram melk dan de andere grondsoorten. Dit komt door de vaak hogere hoeveelheid stikstof die gevoerd wordt aan de koeien. In het veenweidengebied krijgen koeien hoofdzakelijk gras. Gras in de veenweiden bevat, zeker in de zomer en het najaar, meer eiwit dan een koe nodig heeft (streefwaarde: 150 gram/ kg ds). Dit wordt mede veroorzaakt door oxidatie van veen waarbij stikstof vrijkomt. Het verminderen van veenoxidatie kan een maatregel zijn om de stikstof aan de inputkant te verlagen. Sturen met water is daarbij het sleutelwoord. Maar hoe doe je dat en wat is het effect? Een mogelijkheid om te kunnen sturen met water op stikstof is het slootpeil. In figuur 1 is zichtbaar dat een slootpeil van 20 cm onder maaiveld (hoog slootpeil) een lagere ruw eiwitgehalte in het gras geeft dan een slootpeil van 55 cm onder maaiveld (laag slootpeil). Figuur 1; Effect van drooglegging en wel of geen (gangbare) onderwaterdrains op het ruw-eiwitgehalte van het gras van 2004 t/m 2014 (Hoving et al., 2018) Verder zijn in 2017 op KTC Zegveld de stikstofopbrengsten gemeten bij verschillende manieren van waterinfiltratie. Hierbij gaf de controlebehandeling (geen onderwaterdrainage) een stikstofopbrengst van 409 kg per ha, gangbare onderwaterdrainage 393 kg per ha en peilgestuurde onderwaterdrainage 382 kg per ha. Het meten van verschillen geeft aan dat sturen met (grond)water ons handvatten kan bieden om stikstof en ruw eiwit effectiever te kunnen managen. Meten is weten: broeikasgassen Deze zomer is gestart met het meten van broeikasgassen in het kader van het ‘Landelijk Meetprogramma Broeikasgassen uit Veen’. Eén van de locaties waar gemeten wordt is KTC Zegveld. Wekelijks worden broeikasgassen gemeten bij verschillende vormen van vernatting. Zo worden broeikasgassen gemeten bij twee verschillende slootpeilen (-20 en -55 cm onder maaiveld) met daarbij verschillende behandelingen (controle, onderwaterdrainage en peilgestuurde onderwaterdrainage). Later wordt ook gestart met het meten van broeikasgassen bij de teelt van lisdodde. Het meerjarig meten van de broeikasgassen is nodig om de effectiviteit van verschillende maatregelen te kunnen toetsen en verder te ontwikkelen. Komende jaren wordt het meten daarom doorgezet. Peter Jan ten Haken bedrijfsleider KTC Zegveld De kennisvraag is dermate groot dat er veel vragen op KTC Zegveld afkomen. Met het aantrekken van een bedrijfsleider wil KTC Zegveld zorg dragen voor extra kwaliteit. Sinds 1 oktober is Peter Jan ten Haken daarom als bedrijfsleider in dienst getreden. Peter is onder andere bedrijfsleider geweest op de proefbedrijven Waiboerhoeve, Dairy Campus, Cranendonck en Sterksel. In zijn functie bij KTC Zegveld zal Peter verantwoording dragen voor het goed functioneren van de boerderij om de snel groeiende ontwikkeling van KTC Zegveld te helpen managen. Daarnaast pakt Peter een aantal dossiers op waaronder de inrichting van onze ‘Hoogwaterboerderij’.
Hoogwaterboerderij: de nieuwe realiteit? Bodemdaling, broeikasgassen en biodiversiteit; onderwerpen die allemaal iets vragen en verwachten van het boerenbedrijf in de veenweiden. Hoe kunnen we deze facetten integreren in één (rendabel) bedrijfssysteem? In het onderzoekstraject ‘Boeren met Hoog water’ wordt gestart met de zoektocht naar deze antwoorden. De basis van het bedrijf wordt een grondwaterstand van 20 centimeter onder maaiveld. Maar wat betekent het hanteren van deze grondwaterstand voor de ontwikkeling van het melkveebedrijf? En wat zijn in die situatie de mogelijkheden en onmogelijkheden? Een programmateam onder leiding van WUR en het Louis Bolk Instituut gaat in opdracht van het Veenweiden Innovatiecentrum komende jaren aan de slag met de verschillende vraagstukken zoals de effecten op graskwaliteit & -kwantiteit, smakelijkheid en oogstbaarheid. Waarbij de eerste vraag is of we de grondwaterstand op 20 cm -mv kunnen krijgen en hanteren. Om dit mogelijk te maken bouwt KTC Zegveld momenteel de vestiging aan Oude Meije 14 om tot ‘Hoogwaterboerderij’. Aanpassingen in de stal maken het mogelijk om twee groepen onder gelijke omstandigheden te kunnen huisvesten. Zo is de oude melkstal vervangen door extra ligplekken voor de koeien en maakt de aanleg van waterinfiltratiesystemen op alle percelen het mogelijk om te kunnen sturen op verschillende grondwaterstanden. Tijdens het onderzoek kunnen de verschillen koeienrassen van KTC Zegveld worden ingezet. Getracht wordt een samenhangend en rendabel bedrijfssysteem te ontwikkelen waar de vele facetten van het bedrijf worden geïntegreerd.
De kracht van smalle weegbree (her)ontdekken Kruiden staan volop in de belangstelling. Het (her)introduceren van kruiden in het grasland is onder andere een maatregel om de biodiversiteit te verbeteren. Maar kruiden hebben meer krachten en specialiteiten. Eén van die kruiden is smalle weegbree. In 2016 zijn op KTC Zegveld proefveldjes met smalle weegbree aangelegd om dit verder te onderzoeken. Door die veldjes weten we nu dat smalle weegbree de graslandproductie op peil houdt in droge jaren, dat het bijen en insecten aantrekt én hebben we indicaties dat het de emissie van lachgas (een sterk broeikasgas) kan reduceren. De proefveldjes leveren niet alleen antwoorden maar ook extra vragen. Wat we onder andere zien is dat het aandeel smalle weegbree na inzaaien elk jaar minder wordt. Wat zijn de omstandigheden waarbij het aandeel smalle weegbree op peil gehouden kan worden en hoe kunnen we deze omstandigheden creëren? Maar ook; hoe kunnen we smalle weegbree inpassen op bedrijfsniveau? En welke bijdrage levert smalle weegbree aan de stikstofkringloop? Om die en andere vragen verder te kunnen onderzoeken hebben we in augustus vijf hectare ingezaaid met smalle weegbree, waarvan de helft monocultuur (100% smalle weegbree). Na het zaaien is het zaad succesvol gekiemd en zit de groei er goed in.
|