De gemeente Utrecht heeft van het College voor de Rechten van de Mens groen licht gekregen om tijdelijk voorrang te geven aan statushouders bij de toewijzing van sociale huurwoningen.
Ophef over versnelde toewijzing aan statushouders In de gemeente Utrecht was ophef ontstaan over de versnellingsprocedure die de gemeente afgelopen zomer heeft ingevoerd voor het toewijzen van sociale huurwoningen aan statushouders. De procedure houdt in dat vrijgekomen sociale huurwoningen gedurende een periode van zes weken voorrang krijgen voor toewijzing aan statushouders. Dit heeft geleid tot verschillende meldingen bij de gemeente, het antidiscriminatiebureau Art.1 Midden Nederland en het College voor de Rechten van de Mens (Hierna: College) dat belast is met de bestrijding van discriminatie.
De meldingen kwamen voornamelijk van burgers zonder migratieachtergrond die het oneerlijk vinden dat statushouders voorrang krijgen bij het toewijzen van sociale huurwoningen, terwijl zijzelf soms jaren op een wachtlijst staan. De gemeente Utrecht heeft daarop het College gevraagd om een oordeel over de vraag of deze versnellingsactie inderdaad discriminerend is.
Het College heeft geoordeeld dat deze versnellingsprocedure toelaatbaar is en geen discriminatie vormt. Hoewel er sprake is van een indirect onderscheid op grond van ras, is dit toegestaan omdat het doel van de gemeente, namelijk het versneld huisvesten van statushouders om bij te dragen aan een verlichting van de crisis in de asielketen, legitiem is en de maatregel passend en noodzakelijk is.
Belang versneld huisvesten statushouders zwaar wegend Het College stelt dat de gemeente verplicht is om ervoor te zorgen dat vluchtelingen op een veilige en gezonde manier worden opgevangen en dat statushouders doorstromen naar een reguliere woning. Doordat statushouders vaak lang in opvangcentra verblijven, kan de kwaliteit van de opvang in het geding komen. De gemeente Utrecht had voor 2022 de taakstelling om 650 statushouders huisvesten. Als gevolg van de crisis in de asielketen drong de rijksoverheid in de zomer bij de gemeentes aan haast te maken met de huisvesting. De gemeente Utrecht riep daarom in augustus een zogeheten versnellingsprocedure in het leven om enerzijds aan de oproep gehoor te geven en anderzijds vanuit de wens vanuit mensenrechtelijk oogpunt een bijdrage te leveren aan een verlichting van de crisis. Hoewel er kritiek was op de procedure, heeft het College geconcludeerd dat het belang van het versneld huisvesten van statushouders zwaarder weegt dan het indirecte onderscheid op grond van ras. De versnellingsactie is een passend middel om het doel te bereiken, omdat de voorrang betekende dat statushouders in korte tijd konden worden gehuisvest. De maatregel is bovendien zorgvuldig tot stand gekomen: de gemeente heeft rekening gehouden met het aantal nog te huisvesten statushouders en de verwachte vrijkomende woningen. Zo snel het doel bereikt was, heeft de gemeente de maatregel beëindigd.
Bovendien heeft de gemeente rekening gehouden met de belangen van andere woningzoekenden. Mensen in een noodsituatie maakten alsnog aanspraak op een woning tijdens de versnellingsactie. Er is ook rekening gehouden met mensen op de wachtlijst met een ‘urgentieverklaring’. Als laatste zet de gemeente zich in om de komende jaren extra tijdelijke huurwoningen te realiseren en zo het woningaanbod voor iedereen te vergroten.
Lees hier het volledige oordeel van het College |