Geen eigen herinneringen hebben aan wie je zo mist, omdat je nog zo klein was toen je vader en/of moeder overleed, dat is lastig.
“Dan heb ik toch geen reden voor verdriet?! Ik heb hem niet eens gekend” zei een cliënt tegen me.
In dit artikel ga ik daar op in.
Vriendelijke groet,
Hilda Lemaire
Artikel: Te jong voor herinneringen? |
Als je nog heel jong bent en je ouder(s) valt weg voelt dat als moeilijk verdriet. Het verdriet zit zo in het feit dat er geen eigen verhalen en geen eigen beelden zijn.
Mirjam* luistert met afgunst naar de verhalen van haar oudste broer die liefdevol over hun vader vertelt. Ook haar oudere zus weet nog dingen. Maar Mirjam niet, klein als ze was, namelijk twee jaar, toen vader aan een hartstilstand overleed.
Mirjam ziet de foto’s van haar vader en ze kan ze niet plaatsen bij eigen ervaringen. Het fotoboek wat haar moeder voor haar heeft gemaakt ligt al jaren bovenop een kast.
"Het zal wel, maar ik ken hem echt niet” zegt ze met een verbitterde trek om haar mond en vervolgt in beetje staccato-taal:
“En nu zit ik hier, ik weet niet goed wat ik kom doen. Mijn man zegt dat ik eens moet praten over dat verlies. Ik word er blijkbaar thuis niet gezelliger op. We doen ons eigen ding, kinderen hebben we niet. Gaat prima zo. Maar dat vindt hij niet. Hij zegt dat ik me afsluit. Onzin zei ik. Wat heb ik nou aan praten over die vader die ik toch niet heb gekend. Laat me! Ik weet er niks meer van. Klaar!”
*Situaties komen overeen met mijn praktijk, maar namen en concrete ervaringen vanzelfsprekend nooit.
Niet peuteren om het peuteren. |
“En nu zit je hier toch” zeg ik.
“Tja, ik wil het thuis wel een beetje gezellig houden.” Stil.
In die stilte zie ik haar ongemak en een blik op haar horloge. Nee, het is nog niet tijd. Wat een geworstel. En daar vertel ik haar wat over.
Hoe normaal het is dat oude geschiedenissen wel degelijk kunnen opspelen in je leven, maar dat we echt niet meer gaan terugblikken dan nodig is om haar leven van nu fijner vorm te kunnen geven. “Niet peuteren om het peuteren, want dan kan je heel lang in therapie gaan. Ik ben gericht op het nu en je nabije toekomst.”
Dat stelt wat gerust.
Ik pak de draad op van niks meer weten, het verdriet van niet weten wie je mist en toch zo voelen dat je het hebt gemist.
Met dat niks meer van weten, blijkt het bij Mirjam wel mee te vallen. Met het sterven op zich inderdaad niet, maar hoe het daarna thuis ging wel.
Dat moeder steevast het bord voor vader op tafel zette, een soort heilig gebeuren. “En wij kinderen mochten er niets van zeggen. Ik snapte het niet, papa was toch weg, hadden ze me gezegd, die kwam nooit meer. En toen ik daar een keer naar vroeg, viel er een ijzingwekkende stilte. Dat weet ik nog zo goed. Tranen over mijn moeders wangen, en mijn broer siste naar me ‘zie nou wat je met mama doet’.
Ik heb daarna mijn mond gehouden……
En dat doe ik nog steeds als het over belangrijke dingen gaat. Ik zal het toch wel verkeerd doen, ik weet niet waar ik het over heb. Ik voel me altijd weer dat kleine zusje. Zelfs op werk in vergaderingen. Zo achterlijk ..…”