Lieve lezer, Ga ik morgen vasten? Om vier uur opstaan om de laatste teug water en kruimel binnen te slokken voor de komst van de eerste zonnestralen? Sinds twee weken stel ik mezelf elke dag die vraag, en het antwoord is bijna altijd een onuitgesproken nee zonder goede reden. Deze ramadan zou in de Lage Landen eigenlijk de eenvoudigste moeten zijn sinds mijn tienerjaren. De vastenmaand schuift namelijk tien dagen op en de zon gaat elk jaar vroeger onder. Maar dat is bijzaak, daarvoor doe je het niet. Het is een toewijding aan de oorsprong van je bestaan, de mogelijkheidsvoorwaarde van je ervaring, de reden van je proeven, het bestaan van brood en water zelf. Alleen al bij de gedachte aan die oorsprong verkruimelt mijn vraag of ik morgen zal vasten of niet. Ben ik bang voor wat die toewijding van me vraagt? Water missen vind ik het moeilijkste. Waarom zou ik mezelf onthouden van dat verfrissende genot? Kan ik me niet omgeven door een overvloed eraan? Ik zou zwemmen en het water zou mijn lichaam omhelzen. Badend in overvloed, vullen mijn aders met warmte. Mijn hart zou gonzen van dankbaarheid. Waarom is dit geen gebruik, maar vasten en geen water drinken wel? En toch. Ik weet het uit ervaring. Er zit een kracht in abstinentie in tegenstelling tot baden in overvloed. De wijsheid zit verborgen in de paradox: wanneer iets verdwijnt, weet je wat het voor je betekent. Omgeven zijn door een overvloed aan (drinkbaar en helder) water maakt het iets vanzelfsprekend. Met die gedachte besluit ik die nacht om toch te vasten. Ik wil doorgronden wat water met me doet. 4:07. De stad kleurt als een mozaïek van zwart en tinten oranje. Enkele ramen zijn verlicht, er is wat meer beweging dan anders. Het laatste glas water glijdt vertraagd langs mijn keel mijn maag binnen. Ik probeer te doorgronden wat de vloeistof is, maar ik wacht tot de avond valt en iftar begint. 19:10. Een dag passeert en ik kan weer eten en drinken. Ik voel de eerste slok terug langs mijn slokdarm schuiven als een vloed die alle vuil wegvaagt. Ik ben gulziger, sla een glas in een keer binnen en probeer de smaak te vangen - leeg, niks, jawel, het smaakt toch naar iets. Water. Ik zoek angstvallig naar metaforen, maar vind geen. Water is de bron waaruit alle metaforen vloeien. Mijn lichaam en de droogte in mijn mond snakten ernaar. Zonder de koele vloeistof wordt ik een hoopje verdorde huid. Dat lopende doorzichtige spul, ik kan het nog steeds niet vatten. Steeds weer glipt het tussen mijn vingers door. Water, de bron van alle vruchten, spreek tot mij. Liefste lezer, al vast je of niet, ik wens je een maand vol verbondenheid, stilte, reflectie over de oorsprong van je bestaan en al het wonderbaarlijke rondom en als deel van jou. Veel liefs, Hanna redacteur non-fictie |